De spiegeltaak configureren

Als u DAT-bestanden en scanengines op een bepaalde locatie wilt opslaan voor gebruik door andere computers, stelt u de locatie en planning in met eigenschappen voor spiegeltaken.

Taak

Klik op ? of Help op het tabblad voor definities van de opties.

  1. U opent als volgt de eigenschappen van de spiegeltaak:
    • ePolicy Orchestrator 4.5 of 4.6 — Klik op Menu | Systems | System Tree (Menu | Systemen | Systeemstructuur) en selecteer Client Tasks (Clienttaken).
      Opmerking: Raadpleeg de Producthandleiding van McAfee ePolicy Orchestrator 4.5 voor gedetailleerde instructies over het maken van een nieuwe geplande clienttaak.
    • ePolicy Orchestrator 4.0 – Klik op Systems | System tree | Client Task (Systemen | Systeemstructuur | Clienttaak) en selecteer een bestaande updatetaak. Als u een nieuwe taak wilt maken, klikt u op New Task (Nieuwe taak).
      Opmerking: Raadpleeg de Producthandleiding van McAfee ePolicy Orchestrator 4.0 voor gedetailleerde instructies over het maken van een nieuwe geplande clienttaak.
    • VirusScan-console, voer een van de volgende handelingen uit:
      • Selecteer een bestaande spiegeltaak, klik met de rechtermuisknop en kies Eigenschappen. Het dialoogvenster Spiegeltaak wordt weergegeven.
      • Als u een nieuwe spiegeltaak wilt maken, selecteert u Taken | Nieuwe spiegeltaak. Een nieuwe updatetaak wordt weergegeven in de lijst met taken. Klik op de nieuwe taak om het dialoogvenster Spiegeltaak te openen.
        Opmerking: Wijzig de naam van de taak in een meer beschrijvende naam door met de rechtermuisknop op de taak te klikken en Hernoemen te kiezen.
  2. VirusScan-console – Selecteer een bestaande updatetaak (klik met de rechtermuisknop en kies Eigenschappen) of maak een nieuwe taak (selecteer Taak | Nieuwe spiegeltaak en selecteer de nieuwe taak in de lijst).
    Tip: Als u een nieuwe clienttaak maakt, kunt u het beste de taak een beschrijvende naam geven.
  3. Geef de locatie en de indeling van het logboekbestand op.
  4. Stel in of nieuwere detectiedefinities, nieuwere engines en DAT-bestanden en andere beschikbare updates, zoals service packs en productupgrades moeten worden opgehaald.
  5. Geef op welk uitvoerbaar bestand moet worden uitgevoerd nadat de updatetaak is uitgevoerd en of dit alleen na een succesvolle updatetaak moet worden uitgevoerd.
  6. Klik op Spiegellocatie om de spiegeldoelserver in te stellen.
  7. Klik op Plannen om in te stellen wanneer en hoe vaak de taak moet worden uitgevoerd. Raadpleeg Geplande taken gebruiken voor meer informatie.
  8. Klik op Nu spiegelen om de taak direct uit te voeren.
  9. Configureer de opties op het tabblad. Klik op ? of Help op het tabblad voor definities van de opties.

Tabbladdefinities


Tabblad Definities
Spiegelen
  • De locatie en de indeling van het logboekbestand opgeven.
  • Aangeven welk uitvoerbaar bestand moet worden uitgevoerd nadat de spiegeltaak is uitgevoerd en of dit alleen na een succesvolle spiegeltaak moet worden uitgevoerd.

De spiegeltaak configureren